e-klassen vervolg

Terug naar startpagina

eklassen en pals

Achtergrond

Het IIO-experiment “E-klassen&PALs” is aanvankelijk opgezet om oplossingen te vinden voor het dreigende lerarentekort. De vraag was hoe we met ondersteuning van studenten (PALs) en inzet van e-learning het onderwijs zo kunnen inrichten dat efficiënter gebruik gemaakt kan worden van beperkt beschikbare docenttijd. Dit alles met (ten minste) behoud van de onderwijskwaliteit en gelijkblijvende werkdruk voor de docent. Hoewel, mede door de crisis, het probleem van een docententekort in het voortgezet onderwijs minder nijpend bleek dan verwacht blijft deze vraag ook voor de toekomst relevant. Hoe kunnen we met deze aanvullende mogelijkheden ons onderwijs efficiënter organiseren?

Een vraag waar we tevens antwoord op wilden vinden was hoe we e-learning kunnen inzetten om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dit was voor scholen een belangrijke motivatie om mee te doen. E-learning biedt immers veelbelovende mogelijkheden om leren op maat te ondersteunen en daar mee beter om te gaan met verschillen. Naast de traditionele werkvormen wordt het repertoire nu uitgebreid met interactief digitaal lesmateriaal en met een vakinhoudelijke onderwijsassistent (de PAL-student). In de experimenten hebben we geprobeerd uit te vinden hoe we met deze combinatie van werkvormen en ondersteuning goed onderwijs voor onze leerlingen kunnen organiseren. Door de schaal van de experimenten (40 scholen) en de duur (6 jaar) is unieke ervaring opgebouwd en heel veel geleerd over de do’s en don’ts van ICT-rijk leren.

De experimenten op de scholen zijn uitgevoerd door vakdocenten (niet de ontwikkelaars!), ondersteund door studenten van universiteiten. Aan deze experimenten hebben vanaf 2008 zo’n 40 scholen, 150 docenten en 5000 leerlingen meegedaan.

De verschillen in de ervaringen van scholen bleken groot. Een minderheid van scholen had flinke problemen met de uitvoerbaarheid van dit concept. Meestal waren dat scholen die de e-klassen vooral digitaal en met weinig afwisseling hebben aangeboden. Scholen met goede ervaringen worden gekenmerkt door een schoolbreed gedragen ICT-beleid, gevarieerde lessen en gemotiveerde docenten(!). Maar ook op de good practice scholen waren behoorlijke verschillen per vak/klas en docent.

Er zijn vele factoren die succeservaringen bepalen. We geven hierna een overzicht van de belangrijkste lessen die we uit schoolbezoeken hebben geleerd.

Geleerde lessen

Vanaf mei 2013 zijn schoolbezoeken afgelegd op alle betrokken scholen. In de regel zijn bij elk bezoek een of meerdere lessen gevolgd, is geëvalueerd met een docent en een PAL en is het ICT beleid van de school besproken met het schoolmanagement en de projectleider. Een centrale vraag is daarbij in hoeverre het lukt het leerrendement te verhogen en het leerproces doelmatiger te organiseren.

We hebben vele voorbeelden van mooi onderwijs gezien, maar er zijn ook duidelijke knelpunten.

De belangrijkste lessen

  • De interesse voor digitaal/gepersonaliseerd leren is weliswaar in een stroomversnelling gekomen, maar het ontbreekt op de meeste scholen aan een duidelijke ( lange termijn) beleidsvisie en een veranderstrategie die past bij de nieuwste ontwikkelingen.
  • Het is belangrijk om bij de voorbereiding van het e-onderwijs goed na te denken over de effectiviteit van (digitale en niet-digitale) werkvormen en hoe lessen afwisselend zijn in te richten. Dit laatste blijkt ook voor de motivatie van leerlingen heel belangrijk.
  • Het blijkt dat de motivatie van de docent een heel belangrijke succesfactor is. Het zijn de gemotiveerde docenten die zich actief opstellen als arrangeur (samensteller) van lesmateriaal en de lessen heel afwisselend (blended) aanbieden.
  • Om het blended inrichten van lessen mogelijk te maken is een klaslokaal met ‘losse’ laptops/i-Pads beter dan een apart computerlokaal. Je kunt de computerlessen dan gemakkelijker afwisselen met andere werkvormen, bijvoorbeeld practica, projecten, en mondelinge instructie aan kleine groepen.
  • Docenten hebben moeite met differentiëren. Ze vinden het moeilijk de traditionele manier van lesgeven los te laten. Van gepersonaliseerd leren komt in de praktijk nog onvoldoende terecht.
  • Digitaal lesmateriaal moet voldoende keuzemogelijkheden bieden voor differentiatie, bijvoorbeeld gevarieerde uitleg en links naar verdieping.
  • Leerlingen geven regelmatig aan – vergeleken met leren uit leerboeken – overzicht kwijt te raken. Ze hebben behoefte aan schriftelijke samenvattingen van de theorie uit de leerstof.
  • Leerlingen houden behoefte aan direct contact met de docent.
  • Leerlingen zijn lastig tot zelfstandig leren te bewegen. Ze besteden thuis vaak te weinig tijd aan voorbereiding en worden daar meestal niet echt toe aangezet. Docenten geven aan dat dit laatste slecht lukt. Mede daardoor gaat een flipping the classroom achtige aanpak vaak mis.
  • Er is (terechte) behoefte aan monitoring van voortgang en prestaties van leerlingen.Studenten worden hier vaak – maar niet altijd even effectief – voor ingezet.
  • We zien dat naast het genoemde blended leren een aantal aspecten niet goed uit de verf komt:
    • Regelmatige controle op voortgang.
    • Tijdige feedback: directe hulp als het niet loopt, motiveren via succesmomenten, verdieping bieden als er behoefte aan is, regelmatig on-line toetsen.
    • Gebruik van digitale mogelijkheden voor coöperatief leren.
    • Er zijn verschillende kwaliteitseisen die gesteld kunnen worden aan effectief digitaal lesmateriaal (zie ook Weten wat werkt en waarom)
      • Docenten zijn niet snel tevreden over beschikbaar lesmateriaal en hebben behoefte aan eenvoudige mogelijkheden om bestaand materiaal naar eigen voorkeur en op eigen doelgroep aan te passen (wijzigen) en alternatieve bronnen in een leerlijn te kunnen klaarzetten (arrangeren).
  • De inzet van studenten (PALs) bij het e-onderwijs blijkt in meerdere opzichten verrijkend:
    • Ze ontlasten docenten en maken gepersonaliseerd leren beter mogelijk.
    • Ze brengen nieuwe ervaringen en ideeën binnen. Zowel voor leerlingen (studie-ervaringen) als docenten.
  • Belangrijk (i.v.m. selectie) is dat studenten inhoudelijk over voldoende vakkennis beschikken.
  • Het is vaak lastig studentinzet goed in te roosteren. Dit speelt sterker als de reisafstand tot de school groter is. Probleem is ook dat studenten maar tijdelijk inzetbaar zijn, na een jaar zijn ze vaak al weer weg.

Aanbevelingen voor scholen

Op kennisnet (www.kennisnet.nl) staan veel aanbevelingen voor de implementatie van digitale leermiddelen en inzet op meer gepersonaliseerd leren. We beperken ons hier tot aanbevelingen die voortkomen uit de schoolervaringen in het IIO-project.

  • Het is belangrijk dat scholen een langere termijn veranderstrategie ontwikkelen. Dit heeft zowel betrekking op doelen, middelen als op professionalisering van docenten. Centraal dient steeds de vraag te staan welke doelen men wil bereiken (meer gepersonaliseerd leren, effectiever onderwijs, betekenisvoller onderwijs …). ICT is slechts hulpmiddel om dit te bereiken.
  • Bedenk steeds dat de docent cruciaal is bij het succesvol implementeren van deze veranderingen. Professionalisering moet bij voorkeur plaatsvinden in directe wisselwerking met de klaspraktijk, liefst in kleine stapjes. We moeten bedenken dat er geen voor succes gegarandeerde receptuur bestaat om effectiever en meer gepersonaliseerd leren met behulp van ICT te realiseren. De ontwikkelingen staan nog steeds in de kinderschoenen.
  • Het is heel belangrijk dat docenten laagdrempelig in staat worden gesteld op te treden als ontwerper van hun eigen onderwijs. Dit verhoogt de motivatie (eigenaarschap docent!) en de effectiviteit van het onderwijs.
  • Daarom moet bij voorkeur gebruik gemaakt worden van modulair digitaal lesmateriaal dat eenvoudig aanpasbaar is en door de docent zelf in een leerlijn kan worden gezet (arrangeerbaar). De e-klassen in Wikiwijs (https://eklassen.Wikiwijs.nl) zijn fijnmazig gemetadateerd zodat ze gemakkelijker in stukjes zijn op te delen.Goede gereedschappen voor het aanpassen en arrangeren van bestaand lesmateriaal zijn vrij beschikbaar in Wikiwijs. (zie ook de video-instructie  ).
  • Zorg voor toegang tot meerdere alternatieve bronnen om arrangeren beter mogelijk te maken door meer keuzes. Naast de e-klassen kan bijvoorbeeld ook het materiaal van VO-content gebruik worden. Op internet komen steeds meer instructiefilmpjes en applets beschikbaar die met ‘Wikiwijs maken’ in een leerlijn zijn te passen.
  • Ook ELO-leveranciers werken aan mogelijkheden om digitaal lesmateriaal arrangeerbaar binnen te halen. In het IIO-project is ervaring opgedaan met its learning.
  • Faciliteer vanuit de school zo veel mogelijk verdere professionalisering in netwerken van vakdocenten. Professionalisering in docentennetwerken (learning communities) blijkt in de praktijk zeer stimulerend en effectief. Docenten leren van elkaar en helpen elkaar te verbeteren.
  • Maak gebruik van bestaande gereedschappen voor prestatietracking van leerlingen (leeropbrengsten zichtbaar maken en op basis daarvan terugkoppelen). Dit wordt in toenemende mate zowel vanuit ELO’s als door aparte aanbieders (zoals bijv. Pulseon) gefaciliteerd. In het IIO-project is met succes geëxperimenteerd met e-klassen in Pulseon (www.pulseon.nl ). Er moet wel op gelet worden dat het gebruik van dit soort gereedschappen afwisselend onderwijs (met ook fysieke aanwezigheid van de docent) niet in de weg staat. Ook moet gewaakt worden dat de administratieve rol van de docent niet een onevenredig tijdsbeslag neemt.

Doorlopende professionalisering?

Als uitvloeisel van het IIO-project organiseren we vanaf 2015 samen met Kennisnet en VO-content professionalisering in vaksteunpunten voor Biologie, Natuurkunde, Scheikunde, Informatica, NLT en Wiskunde (zie www.betasteunpunten.nl ).

De mede aan deze netwerken verbonden universiteiten en hogescholen kunnen fungeren als bron voor aanlevering van PAL’s en voor verdiepingsonderwijs.

Het lesmateriaal is vrij via Wikiwijs beschikbaar: https://eklassen.Wikiwijs.nl

Docentenhandleidingen en toetsen bij de e-klassen worden via de steunpunten verspreid.

Meer informatie?

Zie www.innovatieimpulsonderwijs.nl

De ontwikkeling en uitvoering van e-klassen is gecoördineerd vanuit Bètapartners/Its Academy, een samenwerkingsverband tussen scholen en vervolgopleidingen in de regio Noord-Holland/Flevoland.

Terug naar startpagina